Whisky uit Ierland

De Ieren beschouwen zichzelf als de onbetwiste uitvinders van de whiskey. Hoewel de Schotten ervan overtuigd zijn dat zíj de allereerste whisky hebben gestookt, is het erg waarschijnlijk dat de Ieren gelijk hebben. Volgens de Ierse overlevering zou de beschermheilige van Ierland, de missionaris Sint Patrick (385 – 461), op zijn reizen door de Moorse gebieden van Europa de kunst van het distilleren hebben geleerd.

De Ieren beschouwen zichzelf als de onbetwiste uitvinders van de whiskey. Hoewel de Schotten ervan overtuigd zijn dat zíj de allereerste whisky hebben gestookt, is het erg waarschijnlijk dat de Ieren gelijk hebben. Volgens de Ierse overlevering zou de beschermheilige van Ierland, de missionaris Sint Patrick (385 – 461), op zijn reizen door de Moorse gebieden van Europa de kunst van het distilleren hebben geleerd.

Whiskey groeide in Ierland in enkele eeuwen tijd uit tot een immens populaire drank. In de 18e eeuw waren er zo’n 1.200 distilleerderijen actief, waarvan een groot deel illegaal. De illegale distilleerderijen ontdoken de belasting die de overheid hief op mout (ontkiemde gerstekorrels), de grondstof voor whisky. De Ierse regering probeerde deze illegale praktijken uit te roeien. Dat lukte grotendeels: in 1822 waren er nog maar 800 illegale stokerijen over. Het aantal legale distilleerderijen besloeg toen inmiddels enkele tientallen. Het aantal distilleerderijen nam in de decennia daarna steeds verder af door de sterk groeiende Geheelonthoudingsbeweging van de hervormingsgezinde priester Theobald Matthew. In 1887 waren er nog maar 28 distilleerderijen actief in Ierland.

Verschil tussen Ierse en Schotse whisky

De Ierse overheid hief belasting op mout, maar niet op de gerstekorrels zelf. De Ieren ontwikkelden daarom een speciaal distilleerapparaat (de zogenaamde pot still). Daarme konden ze ook ongemoute gerst (dus gerstekorrels) distilleren. Ook vandaag de dag worden Ierse whiskeys voor een groot deel van ongemoute gerst gedistilleerd. Vanwege het gebruik van ongemoute gerst moet Ierse whiskey 3 keer gedistilleerd worden in plaats van 2 keer, zoals in Schotland gebruikelijk is. De suikers in ongemoute gerst worden namelijk moelijker in alcohol omgezet dan die in gemoute gerst. Ook wordt in Ierland de mout bijna nooit gedroogd boven turfvuur. Hierdoor ontbreekt de klassieke Schotse turfachtige smaak bij veel Ierse whiskeys.

Geen whisky maar whiskey

Vanaf de 19e eeuw namen steeds meer Schotten een nieuw distilleerapparaat in gebruik, de Coffey still. In tegenstelling tot de pot still kon dit kolommendistilleerapparaat non-stop distilleren, waardoor de productie omhoog ging. De kwaliteit van de alcohol uit een kolommendistilleerappaat is echter niet zo hoog als die van alcohol uit een pot still. De Ieren bleven daarom met de traditionele pot still distilleren. Om hun kwalitatief hoogwaardige whiskey te onderscheiden van het (volgens hen) Schotse bocht, voegden ze de –e in het woord whiskey toe. Daarom wordt whiskey altijd met –ey op het einde gespeld als het gaat over Ierse whiskey. Amerikaanse distilleerders namen deze spelling over, omdat ze van oorsprong vaak Ieren waren. Alle andere whiskylanden, zoals Canada en Japan spellen whisky nog steeds op de Schotse manier, dus met –y op het einde.

Aan het begin van de 20e eeuw kreeg de Ierse whiskeyindustrie enkele grote tegenslagen te verwerken. Na de Ierse Onafhankelijkheidsoorlog en de Burgeroorlog konden de Ieren door een Brits handelsembargo niet meer exporteren naar landen van het Britse rijk, waaronder Groot-Brittannië zelf, Canada, Australië en Zuid-Afrika. De Amerikaanse Drooglegging in de jaren ’20 sloot ook de Amerikaanse markt en niet lang daarna volgde de Tweede Wereldoorlog. Het merendeel van de weinige distilleerderijen die Ierland nog had, overleefden deze tegenslagen niet. Tegenwoordig heeft Ierland nog 3 actieve Ierse distilleerderijen: Cooley, Midleton en Bushmills. Deze produceren onder andere Jameson, Bushmills en Connemara whiskey.